Voor de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van de Gemeente Leeuwarden heeft onze advocaat een pleidooi gehouden:

Geachte commissie,

Vanavond staat niet ter discussie of de erfafscheiding met groen bekleed moet zijn. De heer Blom en mevrouw Talsma zijn het namelijk met het college eens dat een met groen beklede erfafscheiding beter in de omgeving past, dan een erfafscheiding zonder groen.

In dit kader heeft de heer Blom dan ook bij de aanvraag een zienswijze ingediend, waarin uitgebreid is stilgestaan bij de beplanting die mijn cliënten voornemens zijn om op de schutting te plaatsen. Het gaat om een scala aan verschillende planten, die aantrekkelijker zullen ogen dan een twintig meter lange rij coniferen en bovendien ook beter zijn voor de biodiversiteit. Ook heeft hij de aanvraag aangevuld met het verzoek een beplantingsvoorwaarde op te nemen, bij voor keur in goed overleg. Helaas is het college nooit ingegaan op deze plannen die de heer Blom en mevrouw Talsma zo zorgvuldig hebben opgesteld.

Niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening

  1. Voor zover een houten schutting zonder beplanting in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening, willen wij benadrukken dat een omgevingsvergunning is aangevraagd voor een schutting mét beplanting en de aanvraag dus ook in deze hoedanigheid getoetst moet worden aan de goede ruimtelijke ordening. Wordt de vergunning verleend, dan kan het college dus handhavend optreden indien de schutting niet (volledig) is beplant of beplant blijft.
  2. Het college stelt dat een houten schutting met beplanting in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het een harde afscheiding blijft als daar beplanting op wordt geprojecteerd. Blijkens de communicatie van het college is een gaashekwerk met beplanting niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening, omdat een gaaswerk een zachter profiel zou hebben. Het is onduidelijk wat het college precies met ‘hard’ en ‘zacht’ bedoeld. Per slot van rekening heeft een houten schutting met volgroeide beplanting geen andere uitstraling, dan een gaashekwerk met volgroeide beplanting. Met een beplantingsvoorwaarde kan het college dit afdwingen.
  3. Wellicht dat wel een verschil in uitstraling bestaat tussen een gaashekwerk waarbij de beplanting nog niet volledig begroeid is en een houten schutting waarbij de beplanting nog niet volledig is begroeid. Echter, het verschil in uitstraling is dusdanig klein, dat dit niet kan inhouden dat een gaashekwerk wel in lijn is met de goede ruimtelijke ordening en een hekwerk niet. Sterker nog; als bij een gaaswerk geen beplatingsvoorwaarde wordt gesteld en bij de schutting wel, is het gaaswerk beduidend ‘lelijker’ en harder in uitstraling.
  4. Voor zover het college vreest voor een situatie dat elke beplanting ontbreekt, is deze vrees onterecht. Als het college de zienswijze van mijn cliënten had gelezen, dan had het college kunnen weten dat de heer Blom en mevrouw Talsma voornemens zijn ervoor zorg te dragen dat de schutting zo snel mogelijk is voorzien van volledige beplanting. In het uiterste geval zijn dus slechts beperkt delen van de schutting zichtbaar, maar in geen geval is de schutting op enig moment geheel zonder beplanting. Bovendien kan het college in de onderhavige situatie ook niet beoordelen of een schutting zonder enige beplanting in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat de heer Blom niet een schutting zonder enige beplanting heeft aangevraagd en het er ook geen enkele aanleiding is te vermoeden dat de schutting in het geheel niet beplant wordt, in strijd met een te stellen en zelfs aangevraagde voorwaarde.

Discretionaire ruimte

  1. Cliënten betwisten dat zij een omgevingsvergunning hebben aangevraagd voor een schutting zonder beplanting. De aanvraag is uitdrukkelijk aangevuld per e-mail van 3 november 2022. Eveneens betwisten zij dat het onmogelijk is om een schutting met beplanting aan te vragen. Zie daartoe de jurisprudentie zoals aangehaald in de e-mail van 11 oktober 2022 van de heer Blom aan de gemeente. Wenst het college maximale zekerheid, dan heeft het college de mogelijkheid om een streng beplantingsvoorschrift te verbinden aan de omgevingsvergunning. Daarmee is juist geen sprake van precedentwerking waardoor ook andere (onbeplante) schuttingen zouden moeten worden vergund, zoals het college lijkt te denken.
  2. Het college stelt dat het college een discretionaire bevoegdheid heeft om voorschriften te verbinden aan een vergunning, die onder meer inhoudt dat het college niet slechts een ruimtelijke afweging hoeft te maken voor wat betreft het al dan niet verbinden van een voorschrift aan de omgevingsvergunning. Uit de door het college verstrekte interne communicatie blijkt dat het college naast de ruimtelijke uitstraling, voornamelijk inzit over de precedentwerking en handhavingsdruk die zou ontstaan als een beplantingsvoorschrift wordt verbonden aan de omgevingsvergunning.
  3. Het zou verder lastig zijn om een dergelijk beplantingsvoorschrift te handhaven, zo gaat het college op deze zitting aangeven, getuige de interne e-mailwisseling in het procesdossier. Buiten de vraag of het college ruimte heeft om een niet-ruimtelijke afweging te maken, kunnen cliënten het college geruststellen. Het is namelijk niet onhaalbaar om een handhaafbaar voorschrift op te stellen. Het college kan bijvoorbeeld voorschrijven dat binnen een bepaalde termijn, een vast percentage van de schutting begroeid moet zijn. Overtreden de heer Blom en mevrouw Talsma dit voorschrift, dan kan het college handhavend optreden.
  4. De heer Blom en mevrouw Talsma zijn in ieder geval bereid om verregaande voorschriften te accepteren, die erop neerkomen dat zij verplicht zijn om te allen tijde de schutting voor het grootste gedeelte beplant te hebben. Zij hadden zich hiertoe uiteraard niet bereid getoond, als het onmogelijk was geweest om een dergelijk voorschrift uit te voeren.
  5. Het college geeft eveneens aan dat men sneller geneigd is om een gaashekwerk te laten volgroeien, dan een schutting. Kortom, de kans op een overtreding is bij een gaashekwerk minder groot dan bij een hekwerk. Een dergelijke motivering gaat wel erg ver en is bovendien onevenredig. Het college gaat uit van een toename van de handhavingsdruk en overtredingen, omdat de enkele verplichting tot beplanting mogelijkerwijs onvoldoende prikkelt om daadwerkelijk tot beplanting over te gaan. Het college onderbouwt dit vermoeden op geen enkele wijze. 10. Beoogt het college te stellen dat het aldus waarschijnlijk is dat de schutting niet beplant wordt en het college daarom deze hypothetische situatie mee mag nemen in de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening, dan kan dat ook niet slagen. Immers kan het college enkel de aanvraag beoordelen zoals deze bij het college is ingediend en ontstaan door dit vermoeden ook geen aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de schutting niet beplant wordt. In het besluit wordt niet ingegaan op de gevraagde beplantingsvoorwaarde, dat maakt het besluit hoe dan ook onzorgvuldig.
  6. Beplantingsvoorwaarden kunnen daarnaast juist de handhavingsdruk verminderen. Op dit moment zijn er tientallen overtredingen, hetgeen het college ook erkent en waar zij niets tegen doet. De handhavingsdruk is dus al enorm. Deze overtredingen kunnen eenvoudig worden weggenomen door het opleggen van beplantingsvoorschriften. Daarmee wordt voorkomen dat het college tientallen handhavingszaken moet starten tot sloop van schuttingen. De heer Blom en mevrouw Talsma zijn van harte bereid in dat kader als proefpersonen en trendsetters voor het beplantingsvoorschrift te fungeren, met als doel de gemeente te verlossen van een grootschalig en bewerkelijk handhavingsproject. Vervolgens kan de gemeente de vele overtreders aanschrijven met de verplichting een aanvraag omgevingsvergunning voor de schutting te doen, voorzien van een beplantingsplan. De wijk zal er enorm van opknappen en een grote vergroeningsslag maken.

Gelijkheidsbeginsel

  1. Daarnaast persisteren cliënten in het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het college heeft een steekproef gedaan en is daarbij tot de conclusie gekomen dat de schuttingen illegaal zijn geplaatst. Het college heeft niet gemotiveerd welke schuttingen in de steekproef zijn betrokken, waardoor ons onvoldoende mogelijkheid is geboden om adequaat op dit standpunt te reageren. Zodoende zijn cliënten er niet van overtuigd dat ook de schuttingen die niet door het college zijn onderzocht, eveneens illegaal zijn geplaatst. Is dat wel het geval, dan staat vast dat de gemeente daar niets tegen onderneemt, kennelijk omdat tegen die schuttingen geen handhavingsverzoeken zijn ingediend, zoals in deze kwestie wel het geval is. Het enkele feit dat een handhavingsverzoek is ingediend (waarvan niet bekend is door wie en of dat een belanghebbende is) is onvoldoende reden voor de ongelijke behandeling die cliënten ten deel valt.

Verzoek

Cliënten handhaven dan ook het verzoek, zoals gedaan in de nadere gronden van bezwaar.